Posted in December 2017

KP zag een gat

Op twitter raakte ik betrokken in een discussie over gaten, in het bijzonder over het aantal gaten dat een rietje heeft. Het antwoord hangt natuurlijk af van wat je als `gat’ aanmerkt maar als je er wiskundigen (in dit geval Ionica Smeets en mij) bij haalt dan krijgt je `één’ als antwoord. En dat komt omdat wiskundigen precies hebben afgesproken wat een `gat’ is en die afspraak leidt tot dat antwoord.

Wat is een gat dan?

We (de wiskundigen dan) beschouwen het rietje als een oppervlak en we tellen de gaten in dat oppervlak door vanuit een vast punt op dat oppervlak krommen te tekenen die beginnen en eindigen in dat punt. Dat is wat lastig met een fysiek rietje dus nemen we een rietje van een heel elastisch materiaal en door het aan één kant op te rekken kun je er een ringvormig gebied in het platte vlak van maken. Het tekenen gaat daar wat makkelijker; je kunt de krommen met touwtjes of elastiekjes maken; dat scheelt uitgummen als het papier te vol wordt.

Bij sommige krommen kun je het elastiekje laten krimpen tot het zo klein is als het vaste punt en zonder dat het elastiekje buiten het werkgebied komt. Bij andere lukt dat niet, bijvoorbeeld één keer (tegen de klok in) om het binnengebied gaat (of twee keer, of drie keer, …).

Een kromme die niet tot het vaste punt samengetrokken kan worden zonder buiten het werkgebied te komen wijst, wiskundig gesproken, op een gat. Dit betekent niet dat we vinden dat er oneindig veel gaten in het gebied zitten. Je kunt namelijk bewijzen (en dat kost enig werk) dat elke kromme (elastiekje) vervormd kan worden tot die ene kromme die één keer linksom het binnengebied gaat; daarbij wordt het aantal keren dat de kromme om het binnengebied gaat bewaard.
Dus een kromme die drie keer om het binnengebied gaat kun je vervormen tot drie keer achtereen die ene kromme, met behoud van richting.
Omdat elke kromme eigenlijk een aantal keer de ene basiskromme doorloopt vinden we dat het gebied één gat heeft.

Een T-stuk

Verderop in de twitterlijn kwam dit plaatje tevoorschijn: een bouwsel van twee rietjes dat eigenlijk een T-stuk voorstelde. Nu heeft een T-stuk drie openingen maar wiskundig gesproken zijn er maar twee gaten. Dat is met de nieuwe grens van 280 karakters net in één tweet uit te leggen:

Buig gaten 1 en 3 naar links zo dat je een broek krijgt; krimp de pijpen in tot je een zwembroekje overhoudt. Leg het broekje op tafel waarbij je gat 2 onder houdt en zover oprekt dat het de buitenrand wordt. Strijk alles glad: cirkelschijf met twee gaten.

Er zijn nu twee basiskrommen: neem een punt ergens in het midden en teken een kromme die één keer om het linkergat gaat en één keer om het rechtergat (beide tegen de klok in).
Elke andere kromme die in het gekozen punt begint en eindigt is te vervormen tot eentje die de basiskrommen doorloopt. Hierbij is het wat ingewikkelder dan bij één gat. De volgorde is van belang: eerst links dan rechts is niet hetzelfde als eerst rechts dan links.
Dus: twee basiskrommen en daarmee twee gaten.

Gaten in de kaas

Gaten (bubbels) in de kaas kun je niet met krommen detecteren: je kunt elke kromme tot een punt vervormen buiten alle holtes om. In dat geval gebruikt men (virtuele) ballonnen: een ballon waar een gat binnen ligt kun je niet geheel binnen de kaas samentrekken. Je kunt zelfs `basisballonnen’ definiëren en laten zien dat elke andere ballon tot een combinatie van basisbalonnen te vervormen is maar dat afspreken is een stuk ingewikkelder dan bij het doorlopen van krommen.

On this day in 1873, II

A little over a week ago I wrote about a letter from Cantor to Dedekind that contained an auspicious question, namely whether the sets of natural and (positive) real numbers could be put into one-to-one correspondence with each other.

On 7 December 1873 Cantor wrote Dedekind with the answer to his question; the answer was (and still is) “no”. The letter contains a proof of the impossibility of a one-to-one correspondence between the two sets.
This was the first time that something like this was done: attempt to compare two infinite entities by pairing off the elements of the sets such that every element of the first was paired with exactly one from the second and vice versa.

Cantor went on to study this idea in depth and he showed how to give a precise meaning to the idea that one set has (strictly) more (or fewer) elements than another set.
To get back to the original question: it is clear that there are at least as many real numbers as there are natural numbers as the latter set is a subset of the former. Cantor’s proof showed that there are strictly more real numbers than there are natural numbers.
There is a difference between this situation and the one mentioned in Cantor’s letter of 29 November, 1873: he mentioned that the natural numbers also form a subset of the positive rational numbers (all fractions of the form p/q with natural numbers p and q). Thus, it seems that there are more such rational numbers than that there are natural numbers. But, we can pair off the members of both sets in such a way that to one member of one set corresponds exactly one member of the other set.
To see this divide the fractions into groups: put fraction p/q into group n if p+q=n. Now observe that group n contains exactly n-1 fractions: 1/(n-1), 2/(n-2), …, (n-1)/1. This makes it easy to arrange the fractions in a nice simple sequence: first group 2, then group 3, then group 4, and so on and inside each group arrange the fractions according to their numerators, as we did above in group n.
The resulting sequence looks like this: 1/1, 1/2, 2/1, 1/3, 2/2, 3/1, 1/4, 2/3, 3/2, 4/1, … and this makes it easy to pair off the natural numbers and the positive fractions as desired.

Exercise Try to devise a formula for the number that goes with the fraction p/q, or, conversely, concoct a formula that tells us what the nth fraction is.

Exercise What would you do if you had to pair off the natural numbers and the positive rational numbers (one rational number corresponds to many fractions).

Here you can read Cantor’s letter in German. It is a scan from Briefwechsel Cantor-Dedekind. And here you can read my translation into English.

© 2011 TU Delft