Is de wetenschap echt zo cynisch geworden?

Een jaar geleden werd de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) gepresenteerd. Hieronder een reactie van Marc van Oostendorp en mij op de ontwikkelingen nadien: de individuele vraagstellers lijken in de kou te komen staan. Wij hebben beiden individuele vragen beantwoord, op neerlandistiek.nl (zoek op “onverwachte taalvragen in de nationale wetenschapsagenda”) en op tumblr.com.

 

De cirkel van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) is rond. Anderhalf jaar geleden begon het als een weinig concreet plan om een financiële prioriteiten te stellen in het onderzoeksbeleid en tegelijkertijd als een poging om het publiek beter bij datzelfde onderzoek te betrekken. Nu eindigt het in een reeks van weinig precieze ’routes’ voor het onderzoek en nog minder betrokkenheid van het publiek bij datzelfde onderzoek.

In april 2015 stond de website van de NWA open voor het publiek voor het stellen van vragen. Die website was het resultaat van een ontwikkeling die in 2014 was ingezet in het document Wetenschapsvisie 2025. Hierin werd de NWA voorgesteld als bindmiddel voor het wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Het document was weinig specifiek over de aard of vorm van zo’n agenda.

Clustervragen

Er werd uiteindelijk voor gekozen de Nederlandse bevolking begin 2015 op te roepen vragen aan ‘de wetenschap’ te formuleren; deze zouden de thema’s gaan bepalen voor het onderzoek van de toekomst. De voorzitters Beatrice de Graaf en Alexander Rinnooy Kan deden die oproep in alle mogelijke media, onder verwijzing naar de website. Er werd rond die tijd ook enige scepsis geuit over dit project. Dit betrof vooral de verwachte kwaliteit van de vragen: veel onderzoekers waren bang dat ‘de buitenwacht’ geen vragen op niveau zou kunnen formuleren.

Op 1 mei 2015 ging het loket dicht en werd begonnen met het inventariseren en ordenen van de, uiteindelijk 11.656, vragen. Eind november 2015 resulteerde dit in de Nationale Wetenschapsagenda, een boekwerk waarin de individuale vragen niet terug te vinden zijn maar wel 140 zogeheten ‘clustervragen’ alsmede 16 ‘exemplarische routes’ door die clustervragen. Die routes verbinden de clustervragen en clustervragen kunnen in meer dan één route voorkomen.

Routes

Die vragen zijn vervolgens op de website van de agenda gezet en bij elke clustervraag zijn individuele vragen gezet die op het desbetreffende onderwerp betrekking hebben. Naast de 16 routes uit het boek zijn er in de zomer van 2016 nog negen routes op de website bijgekomen tot een totaal van 25. De titels van die routes bestaan voornamelijk uit trefwoorden als ‘Smart, livable cities’, ‘Smart Industry’ en ‘Quantum/nanorevolutie’.

Onlangs maakte het ministerie van onderwijs bekend dat het uit die routes er drie had gekozen waarin zal worden geïnvesteerd. Het gaat daarbij om thema’s die het ministerie toch al belangrijk vond: ‘onderwijs en jongeren in een veerkrachtige samenleving’, ‘digitalisering’ en ‘natuurwetenschappelijke kennis als bron van vernieuwend vermogen’. Of er andere thema’s waren gekomen als er indertijd andere vragen waren gesteld, is onduidelijk.

En de individuele vragen?

Het gevoel dat de individuele vragen er niet toe doen, wordt breed gedeeld in wetenschappelijk Nederland. Toen één van ons een bijeenkomst over de NWA bijwoonde op de faculteit EWI van de TU Delft, spitsten de aanwezigen de oren bij het horen van de namen van de routes maar bij de vraag “en wat doen we met de individuele vragen?” gingen de schouders omhoog.

Aan de oorspronkelijke zorgen van onderzoekers is zo keurig tegemoet gekomen: dat de vragen uit ‘het publiek’ misschien niet aan de vereiste wetenschappelijke kwaliteit voldoen, maakt niet uit. Die vragen zijn toch uit het zicht verdwenen.

Vraagstellers in de kou?

Ons is dat te cynisch. Deze manier van doen laat de oorspronkelijke vragenstellers in de kou staan; hun vragen krijgen niet de aandacht die beloofd is. Althans er zijn wel wat particuliere initiatieven genomen: in de zomer is onder andere op Lowlands en bij het KNMI in de vorm van ‘huiskamercolleges’ aandacht geweest voor vragen. Wij hebben, ieder op ons eigen terrein, ook wat vragen beantwoord. Naar verluid komt er volgend jaar een boek onder auspiciën van de organisatie waarin 100 (van de ruim 11.000!) vragen beantwoord worden.

Maar tot een systematische poging om vragen te beantwoorden is het nooit gekomen. Het bureau van de NWA gaat dezer dagen dicht en daarmee lijkt de hoop te vervliegen dat dit alsnog gebeurt.

Ikhebeenvraag

Wij vinden dat jammer. Wanneer je mensen uitnodigt om vragen te stellen, mogen die mensen ook verwachten dat je je best doet om een antwoord te geven, niet dat je ze alleen gebruikt om meer subsidie te krijgen voor wat je toch al wilde doen. Is de wetenschap echt zo cynisch geworden?

Er zijn ook best voorbeelden van hoe de wetenschap het zou kunnen. De Rijksuniversiteit Groningen heeft bij het 400-jarig bestaan een mini-NWA gemaakt en 400 vragen beantwoord. En de Vlaamse wetenschappelijke wereld heeft een vraagbaak, ikhebeenvraag.be, waar wetenschappers van een groot aantal instellingen wetenschappelijke vragen beantwoorden.

Klaas Pieter Hart is wiskundige aan de TU Delft; Marc van Oostendorp is taalkundige aan het Meertens Instituut (KNAW).

Be Sociable, Share!

Comments are closed.

© 2011 TU Delft